Ik ben Rich Roll’s memoir Finding Ultra aan het lezen (aanrader) en kwam iets interessants tegen over aerobe en anaerobe hartslag. Als ultra-atleet moet je voornamelijk je aerobe hartslag trainen, schrijft Roll.
Dat wist ik allang. Maar gek genoeg heb ik dat nooit gedaan, ondanks mijn langeafstandsdoelen. En dat is volgens Roll de beginnersfout die iedereen maakt (inclusief hijzelf).
Als je lange afstanden wil kunnen hardlopen (of fietsen of zwemmen of watdanook-en) gaat het erom dat je zo lang mogelijk in je aerobe hartslagzone kan blijven, want in de anaerobe zone krijgen je spieren onvoldoende zuurstof en treedt verzuring op. Je bloed komt dan vol te zitten met lactaat (melkzuur) en dat hou je maar maximaal negentig minuten vol.
(Voor wie dit interessant vindt: het omslagpunt tussen de aerobe en anaerobe zone wordt de ‘lactaatdrempel’ genoemd. Dit is dus een bepaald aantal hartslagen per minuut. Je kan het officieel laten meten, maar mijn Garmin schat dat de mijne ergens tussen de 140 en 159 spm ligt.)
Oftewel, een halve marathon (mits je die in anderhalf uur uit kan lopen) kan je nog wel in je anaerobe zone lopen, een hele marathon niet. Tijdens een hele marathon moet je die aerobe hartslag zien aan te houden. Het is tijdens je training dus vooral van belang die aerobe hartslag te verbeteren en daarmee je lactaatdrempel te verhogen.
Niks no pain, no gain. Om verder te kunnen dan je ooit bent gegaan heb je een ander soort discipline nodig. In Rolls woorden: ‘the discipline to slow down‘. En om er nog een mooie quote van Rolls coach in te gooien:
‘The prize never goes to the fastest guy. It goes to the guy who slows down the least.’
‘True in endurance sports. And possibly even truer in life,’ voegt Roll eraan toe. Diezelfde coach laat hem een hardlooptraining van 45 minuten doen, waarbij zijn hartslag onder de 140 spm moet blijven. Maar na vijf minuten warmlopen schiet-ie al door naar 150 spm.
Story of my life.
Dat gebeurt mij dus ook continu. Het is alsof ik geen aerobe hartslag heb joh. Ik ga gewoon, hoppa, van rusthartslag naar anearoob. Maar wat er dan gebeurt is dat mijn spieren direct langzaam beginnen te verzuren. En tja, op die manier ga je geen marathon uitlopen, Merel.
Ik moest hierbij denken aan het memoir van hardloopster Deena Kastor, Let Your Mind Run, waarin Kastor op een gegeven moment iets over de omgang met blessures zegt. Iets in de trant van:
‘Who knows? Maybe this setback is preventing you from peaking too soon.’
Wow, peaking, letterlijk!
Door mijn hernia loop ik al sinds begin augustus niet meer hard. Daar baal ik goed van, want in november dit jaar wil ik een marathon lopen. En hoe langer mijn herstel duurt, hoe minder tijd om te trainen.
Maar is dat wel zo?
Ik mag tegenwoordig wel een uur per dag wandelen. En dat doe ik ook. In de heuvelachtige omgeving hier, op en neer.
En ik mag ook zwemmen. Dus dat doe ik ook. In het vijftigmeterbad in de buurt, baantjes, op en neer.
Allebei die vormen van beweging houden me in mijn aerobe zone. Soms dus wel een uur lang.
Misschien is dit dus wel preciés wat ik nodig heb.
Misschien is dit dus wel precies dát wat ervoor gaat zorgen dat ik die marathon loop straks.
Misschien is dit dus wel precies zo’n tegenslag waarvan ik achteraf denk: ahh… it all makes sense to me now; dit móést simpelweg gebeuren om ervoor te zorgen dat ik op de juiste manier ging trainen.
Gaat het niet moedwillig, dan maar kwaadwillig, moet het universum gedacht hebben.
Misschien gebeurt alles wel met een reden.
*In mijn boek over richting je droomleven wandelen, Ik zal je even uit de droom helpen, besteed ik een heel hoofdstuk aan omgaan met tegenslagen.
*Deze post is onderdeel van mijn voornemen in januari elke dag een (gepolijste) versie van mijn journalsessie te delen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat dagelijks journalen me gaat helpen van 2022 mijn jaar te maken. Je vindt alle posts in de categorie journal. Meedoen maar geen idee hoe je begint met journalen? Ik vertel het je precies in Project Journal.